Daily Archives: november 12, 2013

Liefde Is Geen Verzinsel

Dr. Michael LaitmanBaal HaSulam, ‘De Essentie van Religie en het Doel daarvan’ : Een mens die verder ontwikkeld is, neemt in zichzelf een grotere hoeveelheid kwaad waar en daardoor wijst hij het kwaad in zichzelf in een grotere mate af en verwijdert hij zich in diezelfde mate van het kwaad. Degene die niet ontwikkeld is, voelt in zichzelf slechts een kleine hoeveelheid kwaad en zal daardoor slechts een kleine hoeveelheid kwaad afwijzen. Ten gevolge daarvan blijft al het vuil in hem aanwezig, want hij herkent het niet als vuil.

Veronderstel dat ik het kwaad in mijn leven onder ogen zie. Kabbalisten zeggen echter dat dit ‘kwaad’ – zoals alles – van de Schepper afkomstig is. Het blijkt dat ik nare gevoelens ervaar en ze komen van Hem. Daarbij heb ik de indruk dat die gevoelens een straf zijn en dit brengt angst teweeg. Eigenlijk spannen we ons het meest in om een dergelijke ‘straf’ te vermijden. Het komt voor dat we zelfs niet dromen over het goede, maar op zijn minst proberen om het kwaad te vermijden, om aan ‘straf’ te ontsnappen.

Een meer ontwikkeld mens begrijpt dat hij goed moet doen, niet zozeer vanwege mogelijke straf, maar eenvoudig omdat het goed is. Het is de moeite waard om goed te doen aan anderen en aan zichzelf. Dit niveau van bestaan staat hem eenvoudigweg niet toe om anderen kwaad te doen en schade aan te brengen.

Een nog verder ontwikkeld mens begint zijn verhouding tot de wereld te verbinden met de concepten beloning en straf. Met andere woorden, hij ziet de eigenschappen van het systeem: sommige daden leiden tot een beloning, andere tot straf. Alsof er een rechter is, de Natuur, een hogere Kracht – wat voor naam we er ook aan geven – en Hij toont ons Zijn houding.

Sommigen rijzen nog hoger en realiseren zich dat er helemaal geen straf bestaat. Integendeel, als ik de indruk heb dat slechte situaties het gevolg zijn van straffen die van de Schepper komen, is juist dit een straf en een misvatting. Want er komt alleen maar goed van de Schepper en mijn slechte gevoelens worden veroorzaakt door het feit dat ik aan Hem tegengesteld ben. Het is noodzakelijk dat ik die tegenstelling verander om aan de Schepper gelijkvormig (Domeh) te worden, om een menselijk wezen (Adam) te worden. En dan, als ik aan Hem gelijkvormig ben, zal ik voelen dat ik mij in goedheid bevind.

Maar dan rijst de vraag: Waarom heb ik dit nodig? Alleen om goede gevoelens te hebben? Als ik er zo over denk ben ik een ‘barbaar’ en geen menselijk wezen. Het is zelfs mogelijk dat het nog erger wordt met mij dan het daarvoor was, als ik mij in het vuil wentel omdat ik van de Schepper wil profiteren. Of ik heb geen keuze: ik moet goede gevoelens hebben omdat mijn verlangen mij anders niet toestaat om ook maar iets te doen.

Misschien vraag ik de Schepper om mij te helpen om goede daden te verrichten, maar niet vanwege beloning of straf. Daarmee wil ik me niet verbinden, ik wil me er zozeer niet mee verbinden, dat ik zelfs in mijn kelim (verlangens) ‘straf’ en duisternis ervaar; ondanks dat wil ik boven deze gevoelens uitstijgen en blijven geven aan de Schepper. Er is duisternis in de verlangens aanwezig en daar bovenuit wil ik Hem het Licht geven, mijn goede houding naar Hem.

Maar hoe? Moet ik de stok die mij slaat kussen? Nee, ik wil mijn natuur werkelijk veranderen, ik wil niet doen alsof ik lief heb, niet huichelen, maar ik wil werkelijk boven mijzelf uitstijgen, boven de ‘materie’ van mijn verlangen uit

Hoe kunnen we dat doen? Hier komt in werking wat wij een ‘wonder’ noemen: ik ga leven in dat wat boven het scherm plaats vindt en in het Terugkerende Licht, boven mijn ‘lichaam’.

Vraag: Zit ik tot dat moment opgesloten in de duisternis?

Antwoord: Tot dan ga ik door fasen van analyse heen, totdat ik besluit dat de duisternis in mij bestaat uit het Licht dat van de Schepper komt. Het is geen toeval dat het Aramese woord ‘Orta’ ‘nacht’ betekent, de tegengestelde zijde van het Licht – ‘Ohr’ betekent ‘licht’ in het Hebreeuws. Elke fase begint met de ‘avond’, zoals er geschreven staat: “En het werd avond en het werd ochtend, één dag.” Ik begin altijd in het donker, het gebroken zijn, dit leidt mij naar een nieuwe analyse, een nieuwe dageraad.

Wat is dan de duisternis die ik voel? Is het duisternis of niet? Het is het Licht dat als duisternis in mijn corrupte kelim, verlangens, verschijnt

Maar wacht, is het alleen mijn duisternis? Stond koning David niet ‘midden in de nacht’ op als de noordenwind op de snaren van de ‘harp’, die boven zijn bed hing, speelde (zie het traktaat ‘Brachot’)? Schrijft hij in de Psalmen niet over zijn tegenslagen? Hij voelde toch duisternis?

Dat is juist, Kabbalisten ervaren deze staten ook. Moge God ons schenken dat wij hen kunnen ervaren, dat wij door hen het Licht bereiken. Dit zijn in geen geval ‘tegenslagen door het noodlot’, het is een herhaalde roep die ons helpt om vooruit te komen. Er zijn geen moeilijkheden, er is alleen de roep, keer op keer, de roep om zo spoedig mogelijk bij de Schepper te komen.

From the 4th part of the Daily Kabbalah Lesson 11/7/13, Writings of Baal HaSulam

 

Met Open Ogen En Een Gebogen Hoofd

Dr. Michael LaitmanAls ik de groep accepteer als een middel voor mijn vooruitgang, moet ik mijn hele pad relateren aan de groep. In de groep ga ik de onthulling van de Schepper zien: Hij toont mij wat ik in mijn vrienden zie.

Ik kan over hen geen objectieve mening hebben. Daarom hanteer ik van nu af aan het principe: “Een ieder verwerpt vanuit zijn eigen tekortkomingen.”

Dit betekent niet dat ik mijn ogen voor alles sluit. Onze relatie bestaat nu eenvoudigweg op twee niveaus. Enerzijds accepteer ik de vrienden boven de rede als de beste, waarachtige, perfecte groep. Ik beschouw hen als groot en ik zie dat ik mij vastklamp aan de omgeving die zij voor mij vormen. Anderzijds neem ik hen waar via mijn logica en zie ik dat wij allen ten goede moeten veranderen om zo de groep te helpen. Deze beide zijden van mijn benadering zijn gebouwd op een waarachtige grondslag: ofwel ik zie mijzelf als niet gecorrigeerd, of ik zie alle anderen als ongecorrigeerd.

Ik begrijp dat de manier waarop ik kijk afhankelijk is van mijn innerlijke staat en zo werk ik op beide niveaus: soms buig ik mijn hoofd voor de grootheid van de vrienden en soms ga ik met hen gelijk op in een verlangen naar eenheid en een gezamenlijke stijging.

Intussen weet ik, dat ik nooit het werkelijke beeld zie, omdat alles tot aan het einde van de correctie relatief is en het mij ontbreekt aan duidelijke criteria.

From the 1st part of the Daily Kabbalah Lesson 10/24/10, Writings of Rabash