Om Hulp Vragen Is Het Moeilijkste

Dr. Michael LaitmanBaal HaSulam, ‘De Schenking van de Torah’: … we moeten begrijpen dat de overige 612 Mitzvot (voorschriften) in de Torah, met alle interpretaties daarvan, niet meer en niet minder zijn dan de som van de details die weergegeven worden en gevat zijn in die ene Mitzva (enkelvoud voor Mitzvot): ‘Heb je vriend lief als jezelf’.

Er zijn 613 ‘geboden’, dit betekent dat er 613 daden zijn die tot correctie leiden. We moeten de intenties die verbonden zijn met het egoïstische verlangen (om te ontvangen) veranderen in altruïstische intenties (om te geven). Als we dat doen hebben we ‘een gebod vervuld’.

Het aantal geboden wordt bepaald door de hoeveelheid individuele verlangens om te ontvangen, waaruit de kli (vat) van de ziel bestaat. Deze kli is in twee delen verdeeld:

Het bovenste gedeelte: Galgalta Ve Eynaim (G’E), 248 verlangens

Het onderste gedeelte: AHP, 365 verlangens

De intentie om te ontvangen wordt de ‘neiging tot het kwaad’ genoemd en de intentie om te geven wordt de ‘neiging tot het goede’ genoemd. De daad op zich blijft dezelfde. We kunnen alleen differentiëren tussen goede en slechte daden door de intenties achter de daden. Het proces van correctie is dus in feite een verandering van intenties. Als de intentie op het ik gericht is, spreken we van de neiging tot het kwaad, als we ons op onze naasten concentreren gaat het over het goede.

Uiteindelijk moeten we 248 en 365 verlangens corrigeren, dat zijn samen 613 verlangens. Maar we corrigeren eigenlijk maar 612 verlangens, omdat het laatste gebod (over liefde) ‘problematisch’ blijft. Zoals Kabbalisten het zeggen: door 612 verlangens te corrigeren, zullen we liefde bereiken. Met andere woorden: van liefde voor de vrienden komen we tot liefde voor de Schepper.

 In dit totale systeem is er een speciaal deel met verlangens – uiteraard verbonden met de andere verlangens – en dat is de groep die zichzelf moet corrigeren. In het begin ben ik daar nog niet mee bezig. Maar als ik met de groep, met de vrienden, ga werken, me met hen wil verbinden en dat ook werkelijk ga doen, zal ik ontdekken dat dat volkomen tegen mijn natuur ingaat: “Ik kan het niet, ik ben er niet toe in staat, ik wil het niet, ik ga dit niet doen.” Juist dat is de neiging tot het kwaad, dat ik me niet wil verbinden en dat staat mij in de weg.

Dan noem ik dat mijn ‘hater’ en ik vraag correctie ten opzichte van de vrienden, veraf en dichtbij, overal. Ik ontdek waar ik gecorrigeerd moet worden, hoe het gerealiseerd kan worden en hoe ik deze neiging in mijzelf kan overwinnen. Zo ben ik daarmee bezig, totdat ik voel dat ik me tot de Schepper moet wenden.

De correctie zal niet meteen plaats vinden. Ik kan nu gaan schreeuwen, maar het egoïstische verlangen wordt nog groter en de gedachte aan de Schepper wordt onverdraaglijk. Ik haat Hem, ik ben in staat om Hem te vernietigen, alles wil ik doen behalve me tot Hem wenden. Ik denk dat het onmogelijke van mij gevraagd wordt, alsof ik de vijand moet liefhebben en helpen in plaats van hem te vernietigen. Het is heel erg moeilijk. En dan, als ik me hulpeloos voel en er ondanks alles naar verlang om tot geven te komen, wend ik me tot de Schepper.

From the 4th part of the Daily Kabbalah Lesson 10/21/12, “Matan Torah (The Giving of the Torah)”

 

Discussie | Share Feedback | Ask a question




"Kabbalah & het Doel van het Leven" Reacties RSS Feed